De Japanse soldaten kregen tijdens de oorlog misschien wel de slechtste rantsoenen. Zelfs in het begin van de oorlog waren ze niet erg omvangrijk, maar de kwaliteit en kwantiteit namen langzaam af naarmate de Japanse industriële centra systematisch werden vernietigd tijdens bombardementen.
De rantsoenen bestonden voornamelijk uit basisvoedingsmiddelen zoals rijst en gerst, met daarnaast een kleine hoeveelheid vlees en groenten. Maar niet alle soldaten in alle oorlogsgebieden konden van rantsoenen worden voorzien. Op eilanden bijvoorbeeld, die door de Amerikaanse of de Royal Navy waren afgesneden, moesten de soldaten maar foerageren wat ze konden. Sommigen namen zelfs hun toevlucht tot kannibalisme om in hun onderhoud te voorzien. Er was geen hoop op hulp.
Voor de burgers was het lijden in het door Japan bezette gebied opnieuw onvoorstelbaar. Japan zelf werd non-stop gebombardeerd, waarbij de voornamelijk uit hout geconstrueerde steden voortdurend in vlammen opgingen. De Amerikanen begonnen zelfs een campagne tegen de Japanse koopvaardij, die toepasselijk "Operation Starvation" werd genoemd. Honderden schepen met hoognodige levensmiddelen en voorraden voor Japan werden door zeemijnen tot zinken gebracht, waardoor de bevolking nauwelijks iets te eten had.
Andere regio's hadden het nog slechter dan de Japanse archipel. China's landbouwbasis was onder de voet gelopen door honderdduizenden soldaten die duizenden hectaren rijstvelden in brand staken. Soldaten plunderden voortdurend voedselvoorraden, zodat de boeren niets meer hadden om van te leven. Het Japanse bloedbad in Nanking kostte 300.000 mensen het leven, maar een hongersnood in de provincie Henan kostte meer dan 3 miljoen mensen het leven.
In het door Japan bezette Vietnam werden de economische activiteiten door Amerikaanse bombardementen ernstig verstoord, wat resulteerde in een slecht beheerde voedseldistributie die tot een miljoen mensen het leven kostte. Indonesië werd door de Geallieerden overgeslagen toen zij de Japanse bezetting terugdraaiden, en de Indonesiërs ontvingen geen hulp van de Geallieerden. Onder de Japanse bezetting stierven meer dan 2 miljoen mensen van de honger.
Japan was eenvoudigweg niet in staat zijn eigen bevolking te voeden, laat staan keizerlijke onderdanen die van weinig belang waren voor de oorlogsinspanning.