Tropische ziekten, extreme hitte en kou, voedseltekorten en de constante dreiging van Japanse aanvallen hebben ze doorstaan: de zeventien personen die vandaag na 2,5 jaar in de jungle van Nieuw-Guinea (onderdeel van Nederlands-Indië) zijn gevonden. Een van overlevenden is een meisje dat slechts 16 was toen hun guerrillastrijd begon, Coosje Ayal.
Onder leiding van kapitein Willemsz Geeroms trok in april 1942 een groep van 79 mensen de jungle in om te ontsnappen aan de Japanners. Onder hen was ook een ambtenaar die uit voorzorg al voedseldepots had aangelegd in de binnenlanden, zijn vrouw en hun geadopteerde dochter.
De groep moest talloze ontberingen doorstaan om aan de vijand te ontsnappen: muggen en bloedzuigers, malaria en beriberi, zompige moerassen en koude bergtoppen. Medicijnen of verband had men niet, kleren werden vodden, waarna de groep zich met boombast of bladeren bedekte.
Ayal: "Er was afgesproken dat wij geen zwaar gewonden of zieken mee zouden nemen. Wie om welke reden niet verder kon, werd gefusilleerd. De Japanners zouden een gevangen genomen strijder immers zodanig kunnen martelen dat hij de schuilplaats van de hele groep zou kunnen verraden."
Het dieet van groente of vruchten uit de jungle kon men soms aanvullen met voedsel dat men van de Papoea's kreeg of van de Japanners stal. Met Kerst 1943 werd een gestolen hond geroosterd als feestmaal.
"Het was net of we altijd zo geleefd hadden en altijd zo door zouden gaan", vertelt Ayal. Als er werd gebivakkeerd werden er altijd drie kampen opgeslagen, zodat de Japanners nooit in één keer de hele groep zouden kunnen oppakken.
Zo wist Ayal een keer te ontsnappen toen de Japanners een kamp vonden. Toen ze terugkwam van het water halen zag ze hoe kapitein Geeroms en een groep soldaten met haar adoptiefmoeder werden weggevoerd. Ayal weet niet wat er met hen is gebeurd, maar het is bekend dat Japanners krijgsgevangenen soms onthoofden.
Ayal moest in haar eentje de andere groep terugvinden. Dat lukte pas na enkele dagen in de jungle.
Aanvallen op Japanners
Na het verlies van Geeroms bleef de groep onder leiding van onderofficier Kokkelink rondtrekken door het oerwoud. "Vaak stonden we op het punt ons over te geven, maar de onderlinge collegialiteit, de moed en het doorzettingsvermogen gaf ons de kracht door te gaan", vertelt Ayal.
In dertig maanden voerde de groep meerdere aanvallen uit op de Japanners. Volgens eigen zeggen zijn er zeker 30 Japanse militairen gedood en is er zelfs het vuur geopend op een Japans schip. De bezetter zette een prijs van 10.000 gulden en een partij rijst en zout op het hoofd van Kokkelink.
Nadat de Amerikanen grote delen van Nieuw-Guinea van de Japanners hadden overgenomen, bereikte hen ook berichten over een guerrillagroep. Na een maand zoeken kon contact worden gemaakt met de kleine groep overlevenden.
Naar verluidt wilde Kokkelink, hoewel hij ziek en verzwakt was, niet door de Amerikanen geëvacueerd worden, maar bood hij aan hun gids te worden bij aanvallen op de Japanners. Hij vroeg alleen om wat aspirine, tabak en kinine tegen malaria.
Bron ooggetuigen:
- http://www.vriendenvanbronbeek.nl/3%20Nieuws20151213AyalCoos.htm
- 'Gewone oma met een wat ongewoon verleden' - Het Parool - 29/08/1996